jaarstukken 2018

3 Paragrafen

Normale bedrijfsrisico's

Normale bedrijfsrisico's

Met het gemeentelijk takkenpakket is een structureel jaarbudget van ongeveer € 225 miljoen gemoeid. Dit takenpakket is zeer divers en de mate van beïnvloedbaarheid verschilt per onderdeel, maar is in relatie met de hiervoor genoemde (beheer)maatregelen voor het gemeentebestuur op zich goed structureel te managen. Dit kan er overigens wel degelijk toe leiden dat er bestuurlijk fors moet worden ingegrepen.

Uitgangspunt is, dat waar sprake is van structurele tegenvallers, deze middels compenserende structurele maatregelen (bezuinigen en/of inzetten belastingcapaciteit) in een structureel sluitende meerjarenbegroting moeten worden ingepast. Wanneer er voor wordt gekozen om structurele maatregelen getemporiseerd in te voeren om de acceptatie en/of zorgvuldige implementatie te verbeteren kan een financiële faseringsbuffer uitkomst bieden. De risico's die met de uitvoering van het gemeentelijk takenpakket samenhangen, vallen onder de noemer normale bedrijfsrisico's.

Algemene uitkering gemeentefonds
Met een omvang van ruim € 100 miljoen is de uitkering gemeentefonds verreweg het belangrijkste structurele algemene dekkingsmiddel van de gemeente. De hoogte en ontwikkeling van het uitkering gemeentefonds wordt bepaald via de Rijksbegroting en is voor gemeenten niet beïnvloedbaar.

Najaar 2017 is het Kabinet Rutte III aangetreden met als basis het Regeerakkoord 2017-2021 “Vertrouwen in de toekomst”. Dit Regeerakkoord handhaaft de trap-op-trap-af systematiek. Dit betekent, dat de omvang van het gemeentefonds "meebeweegt" met de ontwikkeling van de Rijksuitgaven. Met ingang van 2019 maken ook de Rijksuitgaven voor Zorg en Sociale Zekerheid onderdeel uit van deze koppeling. Tegelijkertijd moeten gemeenten uit de groei van het gemeentefonds ook de (autonome) groei van hun eigen zorguitgaven (Wmo en Jeugd) opvangen.

Onder invloed van gunstige economische prognoses is op dit moment sprake van stevige groeicijfers voor het gemeentefonds. Een belangrijk deel hiervan is de nominale ontwikkeling ter dekking van loon- en prijsstijgingen. Verder verwacht het Rijk dat gemeenten uit deze extra groei meebetalen aan bestaande tekorten/pijnpunten in het sociaal domein en aan nieuwe maatschappelijke opgaven, met name Duurzaamheid. Ten slotte wordt de groei gedempt door het verder dichtdraaien van de gaskraan en door een jaarlijks oplopende structurele korting die nog doorloopt tot en met 2025.

Naast de omvang van het gemeentefonds is ook de verdeling van belang. De actuele bovengemiddelde stijging van de woningprijzen in de lokale woningmarkt zorgt voor forse nadelige herverdeeleffecten op de Amstelveense algemene uitkering.

Per 2021 wordt een grootschalige herijking van de verdeling van het gemeentefonds voorzien. Daarbij komen tal van zaken aan de orde, waarvan de impact ongewis is.

Open eindregelingen
Onder de gemeentelijke taken valt een aantal regelingen met een open einde (verstrekken van uitkeringen levensonderhoud, hulp bij huishouden e.d.). Dat betekent dat de gemeente verplicht is om in middelen te voorzien als mensen hier wettelijk recht op hebben, ook al staan hier beperkte inkomsten tegenover. In de begroting wordt jaarlijks een inschatting gemaakt van de benodigde middelen.

uitkeringen levensonderhoud (Bijstandsgelden)
Rond 1 oktober maakt het Rijk de voorlopige budgetten 2019 voor de bijstandsgelden bekend (BUIG-gelden). Het hiervoor toegepaste objectieve verdeelmodel is met ingang van 2018 (wederom) stevig aangepast. Na veel discussie in de achterliggende jaren lijkt het model met deze laatste aanpassingen in rustiger vaarwater te komen. Amstelveen ontvangt in 2017 een uitkering van afgerond € 18 miljoen en behoort tot de grote voordeelgemeenten op dit verdeelmodel. Een recent uitgevoerd verdiepingsonderzoek bij de grootste voor- en nadeelgemeenten laat zien dat er een verband bestaat tussen positieve financiële resultaten en de invulling die gemeenten geven aan beleid en uitvoering. De positieve Amstelveense scores in het onderzoek bevestigen dat. Dat wil overigens niet zeggen dat beleid en uitvoering in Amstelveen de totale omvang van het huidige voordeel verklaren. Het is een reële mogelijkheid dat de aanpassingen van het model per 1 januari zullen leiden tot een lager voordeel. Via een aparte raadsbrief is de gemeenteraad hierover geïnformeerd.

Daarnaast is de omvang van het macrobudget een knelpunt. Dit bedrag dat het Rijk jaarlijks beschikbaar blijft achter bij zowel de totale werkelijke uitgaven van de gemeenten als bij het theoretisch benodigde bedrag volgens het objectieve verdeelmodel. Uit het totale macrobudget moeten ook de kosten van de vangnetregeling worden betaald voor gemeenten met een groot nadeel. Daarmee is een oplopende bedrag gemoeid.

Al met al is de verwachting, dat Amstelveen wel een voordeelgemeente blijft, maar dat de omvang van het voordeel afneemt. Het nadelig effect van aanpassingen in het model wordt wel gedempt door het voornemen om per 2018 het model voor 100% in te voeren. In 2017 is het model voor 75% van kracht en wordt 25% van het budget verdeeld op basis van historische kosten.

De BUIG-gelden (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorziening Gemeenten) betreffen het budget dat gemeenten ontvangen voor het verstrekken van bijstandsuitkeringen. Dit budget wordt objectief bepaald. Als gemeenten meer of minder uitgeven aan bijstandsuitkeringen blijft dit voor rekening van de gemeente. Dit budget gaat alleen over de uitkeringsgelden. De bekostiging van de ambtelijke uitvoeringskosten wordt geacht plaats te vinden via de algemene uitkering gemeentefonds. Zowel over de omvang van het macrobudget als over het verdeelmodel is veel te doen. Samenvattend is het beeld op dit moment als volgt:

  • Een belangrijk deel van de onvrede en onrust rond de bijstandsgelden betreft een ontoereikende omvang van het totale macrobudget. Gemeenten geven de laatste jaren met elkaar meer uit aan bijstandsgelden dan het beschikbare macrobudget. Gemeenten met grote tekorten kunnen een beroep doen op een vangnetregeling. De kosten van de vangnetregeling worden betaald uit het macrobudget, waardoor er minder overblijft voor de andere gemeenten die daardoor weer grotere tekorten krijgen;
  • Ook na verschillende aanpassingen, verbeteringen en verfijningen in het verdeelmodel blijft Amstelveen behoren tot de grote voordeelgemeenten. Daarbij is het algemene gevoelen, dat het model voor wat betreft de volumecomponent nu wel zo ongeveer uitontwikkeld is. Er wordt nog wel gesleuteld aan de prijscomponent in het verdeelmodel (gemiddeld bedragen per uitkering). Wijzigingen in de verdeling blijven mogelijk, maar of en hoe is op dit moment niet concreet te duiden;
  • Er is een verdiepingsonderzoek uitgevoerd bij de grootste voor- en nadeelgemeenten. Amstelveen maakte onderdeel uit van dit verdiepingsonderzoek en scoorde hoog op actieve inzet op beleid en uitvoering. Dat Amstelveen een voordeel heeft op het objectieve verdeelmodel is in lijn met de uitkomsten van dit onderzoek. Dat wil overigens niet zeggen dat beleid en uitvoering in Amstelveen de totale omvang van het huidige voordeel verklaren;
  • Het huidige voordeel kent een structurele en een conjuncturele component. Op dit moment is nog steeds sprake van een relatief hoog bijstandsvolume. Het CPB voorspelt al enige jaren een daling, maar in de nacalculatie blijkt daarvan (nog) geen sprake. Bij een daling van het macrobudget wordt ook het huidige voordeel kleiner; de conjuncturele component verdampt.
  • Een belangrijk deel van het huidige voordeel op de verdeling van de bijstandsgelden is binnen het sociaal domein ingezet, met name voor het opvangen van tekorten op Jeugd en op re-integratie. Een laatste stuk van dit voordeel is niet structureel ingezet, maar is via een stelpost vooralsnog incidenteel beschikbaar. Dit vanwege de lopende discussies en onderzoeken en vanwege een conjuncturele component.

Vóór 1 oktober maakt het Rijk de definitieve BUIG-uitkering 2018 en de voorlopige BUIG-uitkering 2019 bekend. Ten tijde van de opstelling van deze begroting was dit nog niet bekend. Wel heeft het Rijk reeds gemeld, dat de macrobudgetten 2018/2019 opwaarts zullen worden bijgesteld. Samen met de uitkomsten van de septembercirculaire gemeentefonds wordt nog voor de begrotingsbehandeling apart gerapporteerd over de toegekende BUIG-budgettten.

Bouwleges
De inkomsten uit bouwleges worden bepaald door de bouwactiviteiten binnen de gemeente. De vastgoedsector trekt de laatste jaren weer sterk aan. De geraamde inkomsten voor bouwleges zijn gebaseerd op de meerjarige planning van bouwactiviteiten. De realisatie kan afwijken van de planning zodat de inkomsten in een jaar afwijken van de begrote inkomsten, zowel in positieve als negatieve zin.

Bestemmingsplan- en handhavingsprocedures
De kans is altijd aanwezig dat de gemeente aangesproken wordt in het kader van bestemmingsplan- en handhavingsprocedures en dergelijke, na afsluiting van een grondexploitatie of project. De gemeente krijgt te maken met bezwaren, rechtsprocedures en schade aansprakelijkstelling.

Aanbestedingsrisico’s
Bij het onderhoud van de openbare ruimte wordt bij diverse vakgebieden (o.a. groenbestekken) gebruik gemaakt van de markt. Door de aantrekkende economie en het gebrek aan vakmensen bij de aannemers zien we dat de marktsituatie wijzigt en dat prijzen zich naar boven ontwikkelen. Dit kan tot gevolg hebben dat de kosten van het onderhoud van de openbare ruimte in de toekomst hoger zullen worden.

Uitvoeringsprogramma Infra-Werken (openbare ruimte)
Projecten kunnen niet tot uitvoering komen of forse vertraging oplopen door externe factoren. Hieronder verstaan wij bijvoorbeeld inspraak op projecten waardoor deze gewijzigd moeten worden, afhankelijkheid van de capaciteit van kabel- en leidingbedrijven om hun medewerking vlot te verlenen en het moeilijk kunnen aantrekken van externe deskundige medewerkers die schaarser worden door het aantrekken van de economie. Daarnaast kan de gemeente op onverwachte plaatsen vervuilde grond aantreffen waar in een project geen rekening mee gehouden is. In combinatie met striktere Milieuwetgeving kan een project vertraging oplopen of afgeblazen worden. De financiële gevolgen en sturingsmogelijkheden om dit binnen het krediet op te vangen zullen van project tot project verschillen.

Dividenduitkering
Eneco
Amstelveen is voor 1,5 procent aandeelhouder van energiebedrijf ENECO. Volgend jaar wordt rekening gehouden met een winstuitkering van € 1.450.000. Op het moment van de opstelling van deze rekening speelt een mogelijke verkoop van de aandelen. Zie verder de paragraaf “Verbonden partijen”.

BNG
Aangescherpte kapitaaleisen voor banken, vervat in het Basel 3 akkoord, leiden er toe dat banken hun vermogen dienen te verhogen. De nieuwe eisen gelden met ingang van 2019. Dit kan er onder andere toe leiden dat, om het buffervermogen op te bouwen, aandeelhouders de komende jaren een lagere dividenduitkering ontvangen. Daarnaast staat de dividenduitkering mogelijk ook onder druk door invoering van een “Bankenbelasting”. Volgend jaar wordt rekening gehouden met een dividendinkomst van € 240.000.

Garanties
De twee regelingen met het hoogste garantiebedrag zijn het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en de Nationale Hypotheek Garantie (NHG). Eind 2018 stond de gemeente voor respectievelijk € 397 en € 195 miljoen garant.

Het uitgangspunt bij de WSW is dat de sector zelf als eerste garant staat. Rijk en gemeenten staan vervolgens als achtervang garant mocht de sector zelf onvoldoende verhaal bieden.

De NHG wordt verstrekt door de stichting Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW). Als de huiseigenaar bij gedwongen verkoop met een restschuld achterblijft wordt deze overgenomen uit hoofde van de NHG. Met ingang van 2011 is de garantie volledig overgenomen door het Rijk. Voor de tot deze datum verstrekte garanties blijft de gemeente voor de helft achtervang evenals het Rijk.

Voor een nadere specificatie wordt verwezen naar de balanstoelichting.

Wachtgeldvoorziening wethouders
Het Ministerie van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties (BZK) wenst dat de pensioenopbouw en uitkering van pensioenen zo snel mogelijk via ABP wordt opgebouwd en uitgevoerd. Op zijn vroegst komt er in 2021 een APPA-fonds. De verwachting is dat actieve bestuurders en de voormalige bestuurders met wachtgeld als eerste worden overgedragen, gevolgd door bestuurders zonder wachtgeld (zogenoemde slapers).

Het over te dragen bedrag wordt de “reservewaarde” genoemd oftewel de contante waarde van het doelvermogen om het pensioen uit te keren. Voor het bepalen van de reservewaarde is de rekenrente van essentieel belang. Hoe hoger de rente, hoe hoger het te verwachten rendement. Of anders geformuleerd: hoe hoger de rente, hoe lager de reservewaarde per heden moet zijn om toch tot het doelvermogen aan te groeien. Ter indicatie: een mutatie van 1%-punt rekenrente kan een mutatie van de benodigde voorziening betekenen van 30%.

Het kan zijn dat door ontwikkelingen in de toekomst een bedrag bijgestort moet worden in de getroffen voorziening. Hierbij kan gedacht worden aan een lagere rekenrente of het verplicht afkopen van afgesloten verzekeringspolissen bij overdracht aan het ABP. De tussentijdse afkoopwaarde van dit soort polissen ligt (aanzienlijk) lager dan de premievrije waarde bij de verzekeraar op de einddatum. In de komende jaren zal blijken wat het Ministerie van BZK besluit over deze polissen.

Regionaal ingekochte specialistische jeugdhulp
Per 1 januari 2018 wordt gewerkt met de nieuwe regionale inkoopsystematiek specialistische jeugdhulp waarin wordt gewerkt met segment B (laagcomplexe hulp) en segment C (hoogcomplexe hulp). De nieuwe systematiek beoogt de resultaten en het gezin centraler te stellen, de regie te verduidelijken, meer ruimte voor de professionals te bieden en de administratieve lasten te verminderen. Gedurende 2018 is een flink financieel nadeel ontstaan. De oorzaken hiervoor zijn uiteenlopend en zowel te relateren aan landelijke ontwikkelingen (dalende budgetten sinds de decentralisaties, zwaardere zorgvraag, verlengde jeugdhulp, kosten voor Jeugd die mogelijk via andere wetten bekostigd moeten worden zoals Wlz, Wmo, passend onderwijs, Zvw) als stelselgerelateerde ontwikkelingen (implementatiekosten, niet passende en te hoge tarieven, onvoldoende kostenbewust (kunnen) indiceren).   

Vanaf medio 2018 is door een taskforce bestaande uit de regiogemeenten en de aanbieders gewerkt aan verklaringen, korte en langere termijnmaatregelen. In 2018 ging het onder meer om het afrekenen op werkelijk gemaakte kosten (in plaats van de vaak hogere bestaande tarieven), kostenbewuster indiceren, bij  twijfel starten in het goedkopere segment B en het mogelijk maken van een stapeling van segment B beschikkingen om segment C te voorkomen). In 2019 wordt gewerkt met nieuwe scherpere tarieven, is verblijf apart opgenomen, wordt extra scherp gekeken naar de lopende en nieuwe beschikkingen, wordt het contractmanagement met de belangrijkste aanbieders geïntensiveerd en wordt gekeken naar lokale oplossingen met verwijzers zoals huisartsen. In 2019 wordt ook georiënteerd op het stelsel voor na 2020 en verder.

De maatregelen zijn en worden stevig ingezet, maar het zal ook tijd vergen voordat deze (structureel) effect hebben. In de loop van 2019 kan op basis van het plotten van de nieuwe tarieven op de productie van 2018 een scherper beeld van de financiële prognose ontstaan.

Wet meldplicht datalekken en Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG)
In 2018 is Informatieveiligheidsbeleid geactualiseerd en opnieuw vastgesteld. In dit beleidsdocument zijn alle uitgangspunten op het gebied van informatieveiligheid opgenomen waar gemeente Amstelveen aan wil voldoen. In 2017 is een eerste cyclus doorlopen met het implementeren van verbetermaatregelen op basis van een geformeerd verbeterplan. Voor 2018 is wederom een verbeterplan opgesteld. Over de voortgang van de implementatie hiervan is het college periodiek geïnformeerd. Ook voor 2019 wordt weer een verbeterplan opgesteld en wordt dezelfde rapportage en verantwoording cyclus gehanteerd.

Naast deze verbetercyclus worden ook externe verplichtingen opgelegd, in de vorm van audits en zelfevaluaties als ENSIA, DigiD en SUWI. In 2019 legt het college wederom verantwoording over deze wettelijk verplichte eisen af middels het afgeven van een collegeverklaring alsook in de jaarrekening.

Vanaf 25 mei 2018 is de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) ofwel de Europese privacy verordening in werking getreden. Vanaf dat moment zijn de privacyregels verder aangescherpt en kan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) zelfs boetes tot een maximum van € 20 miljoen opleggen in geval van overtreding van de regels met betrekking tot de omgang met persoonsgegevens. Ook de meldplicht datalekken vormt een onderdeel van de AVG. Bedrijven en overheden zijn hierdoor verplicht om een datalek te melden bij de AP en mogelijk bij alle getroffen individuen. De gemeente Amstelveen heeft processen ingericht om de AVG wetgeving te borgen binnen de organisatie.

Economische ontwikkeling
De gemeentebegroting is afhankelijk van economische ontwikkelingen. Een verandering in economische ontwikkeling heeft via de uitkering uit het gemeentefonds, belastinginkomsten van bedrijven, inkomsten bouwleges, netto-inkomsten of verliezen uit bouwgrondexploitaties en dividendinkomsten een effect op de begroting.

Baggerdepot
De werkzaamheden en de inkomsten/uitgaven van het baggerdepot zijn afhankelijk van de externe partijen Hoogheemraadschap Rijnland AGV en Waternet. Voorheen was het de gemeente die baggerde binnen haar gemeentegrenzen. Nu is zij afhankelijk van de aanvoer van bagger via deze externe partijen die hun eigen planning bepalen. Dit heeft effect op de bedrijfsvoering van het baggerdepot.

Vennootschapsbelastingplicht (Vpb)
In 2018 is een openingsbalans per 1 januari 2016 opgesteld, op basis van de toen afgestemde berekeningswijze. Dit heeft een aanslag VPB 2016 van € 6.500 tot gevolg gehad.

De belastingdienst heeft een vaststellingsovereenkomst (VSO) voor het belaste gemeentelijke grondbedrijf opgesteld die afwijkt van de gehanteerde berekening. Indien alle onzekerheden bekend zijn wordt deze veranderde berekeningswijze doorgerekend en wordt bepaald of de gemeente Amstelveen een VSO grondbedrijf ondertekent. De impact van de afwijkende berekening is nog niet financieel in te schatten.

Voor de verkoop van reststromen van afval geldt dat een VSO nog onderhanden is. Wel is aangegeven dat indien de gemeente de verkoop van reststromen afval zelf doet of laat verkopen voor eigen rekening in risico, zij over de overschotten VPB dient af te dragen. De overschotten worden daarbij fictief bepaald met een fictieve winstmarge van circa 1 procent.

De reclame-inkomsten zijn landelijk nog het grootste discussiepunt met materieel belang. De ontwikkelingen geven aanleiding deze mee te nemen in de aangifte Vennootschapsbelasting. Zo voorkomen we ongewenste boetes/belastingrente.

De aangifte VPB-2017 moet voor 30 april 2019 gedaan zijn en die van 2018 voor 1 juni 2019.

Actualisering van reeds bestaande en nieuwe bouwgrondexploitaties met een hoger opbrengstpotentieel hebben een directe invloed op een eventuele VPB last in de toekomst en zijn in het financieel meerjarenperspectief verwerkt.

BTW-sportvrijstelling
Het recht op vooraftrek van BTW die aan gemeente in rekening is gebracht over de kosten die toerekenbaar zijn aan het ter beschikking stellen van sportaccommodaties vervalt ingaande 2019. De rijksoverheid zal gemeenten voor dit nadeel compenseren via de nieuwe specifieke-uitkering Sport. Gemeenten zullen om in aanmerking te kunnen komen vóór 1 april 2019 een aanvraag moeten indienen waarbij zij alle BTW belaste kosten in kaart brengen. De kosten die voor compensatie in aanmerking komen betreffen uitsluitend kosten die vanaf 1 januari 2019 gemaakt zijn. Of dit voldoende is en voor welke projecten Amstelveen een beroep moet gaan doen op deze compensatie is nog onduidelijk.

In de gevallen dat de gemeente gebouwen en accommodaties BTW belast verhuurt is BTW op verbouwingskosten terug te vorderen. Voorwaarde hierbij is dat de verhuur gedurende een periode van 10 jaar voor 90% belast plaatsvindt. Indien deze BTW belaste verhuur in de werkelijkheid minder mogelijk blijkt, bestaat er een risico dat eerder teruggevorderde BTW moet worden terugbetaald.

Conclusie normale bedrijfsrisico’s
Met het vaststellen van de nota Risicobeleid en reservebeleid heeft de raad bepaald dat ten aanzien van de normale bedrijfsrisico’s een risicobuffer van afgerond € 10,0 miljoen (5 procent van het begrotingstotaal van € 225 miljoen) aangehouden dient te worden. Dit als buffer voor incidentele risico's waarvoor geen voorziening is getroffen. Structurele problemen moeten in een sluitende meerjarenbegroting worden ingepast.